Vandaag de dag is technologie haast niet weg te denken uit
ons dagelijks leven. Via onze smartphone, tablet of laptop proberen we onszelf
voortdurend te prikkelen met de laatste nieuwtjes. Zo zijn we slechts 1 klikt
verwijderd van uitgebreide kennis over wat de huidige gemoedstoestand van onze
bekende of onbekende vrienden is, wie onlangs een fantastische reis gemaakt
heeft of zelfs wat de pot schaft bij de buren. Maar ook op macro niveau is het
aanbod aan informatie en kennis overrompelend. Live updates over ongelukken in
Frankrijk, Irak en ga zo maar door. We zijn in een stroomversnelling terechtgekomen
waarbij de nood aan ‘updates’ steeds groter wordt. En degene die weigert de
trein op te stappen, worden indirect buitengesloten.
Deze technologische tendens trekt zich ook meer en meer door
naar het onderwijs. Het oude schrijfbord met piepende krijtjes maakt plaats
voor een interactief SMART board. Wie niet lezen kan, zal horen door de hulp
van voorleessoftware en op facebook bundelen ouders en leerkrachten samen om up
to date te blijven over het reilen en zeilen van de school.
Met open armen zullen studenten het gebruik van technologie
en media ontvangen. De voordelen liggen voor het grijpen: het is catchy, het
maakt de dingen duidelijker, versnelt het leerproces, is hip en mee met onze
tijd, verbreed perspectieven,…
Maar ik heb hier af en toe zo mijn bedenkingen bij.
Enkele
hersenspinsels: Zorgen deze snelle, interactieve en vooral slimme
technologische snufjes ervoor dat de leerling passiever wordt en de wijsheid
ontnomen wordt door i.p.v. zelf slim te worden een object slim te laten zijn
voor ons?
Zorgt de over-beschikbaarheid aan informatie er niet voor dat we de informatie niet meer opslaan in ons hoofd, maar eerder beroep doen op het zoeken van informatie via technologie als deze nodig is.
Vindt er een verschuiving plaats van wat geacht wordt belangrijk te zijn? Kwalitatieve kennis t.a.v. kwantitatieve kennis.
Zorgt de over-beschikbaarheid aan informatie er niet voor dat we de informatie niet meer opslaan in ons hoofd, maar eerder beroep doen op het zoeken van informatie via technologie als deze nodig is.
Vindt er een verschuiving plaats van wat geacht wordt belangrijk te zijn? Kwalitatieve kennis t.a.v. kwantitatieve kennis.
Kortom, komen deze inventieve technologische uitvindingen ons leerproces wel ten goede? Of creëren we hierdoor een tendens die gebaseerd is op ‘liever lui dan moe’? Geef leerlingen een gsm en ze sturen in een recordtijd blindelings een sms. Geef ze een rekenmachine en ze rekenen de moeilijkste sommen uit. Maar geef ze een potlood en een papier en ze weten niet waar te beginnen
Enkele voorbeelden uit de literatuur die aantonen dat men
toch voorzichtig dient te zijn met het gebruik van technologie bij het
leerproces:
Vb.: Voorleessoftware helpt niet om nieuwe woorden te leren.
Hoewel we ervanuit zouden gaan dat het gebruik van voorleessoftware voor
leerlingen met dyslexie een groot voordeel kan bieden, blijkt onderzoek het
tegendeel te bewijzen. Wanneer men een deel leerlingen nieuwe woorden laat
leren met behulp van de software, blijken deze de woorden minder goed geleerd
te hebben dan leerlingen die de woorden leerden zonder het programma. Het laten
horen van nieuwe woorden via software heeft een negatief effect op het
onthouden van de woorden. De lezer moet de woorden niet meer actief coderen,
wat net heel belangrijk is bij het leesproces, waardoor de woorden niet in het
geheugen blijven hangen (Staels & Van den Broeck, 2015)
Zo zie je maar dat het gebruik van dergelijke software
doordacht dient te gebeuren, rekening houdend met de leeftijd en het
ontwikkelingsniveau van kinderen. Indien te vroeg hulpmiddelen aangeboden
worden, kan dit in plaats van het leesproces te bevorderen, er net voor zorgen
dat het leesproces trager verloopt omdat het kind te veel hulp krijgt. Hierdoor
kan de nodige bijdrage van het kind zelf veranderen van actief naar passief,
wat de leesontwikkeling niet ten goede komt.
Vb.: Sparrow, Liu, & Wegner (2011) deden onderzoek naar
de cognitieve effecten van de steeds beschikbare informatie via google. Met 1
klik zijn we van de rest van de wereld verwijderd. Met 1 klik weten we de
antwoorden op al onze vragen. We moeten niet veel moeite meer doen om dingen te
weten te komen. We hoeven niet meer naar de bib te wandelen, boeken te zoeken en
te doorspitten alvorens we de antwoorden op onze brandende vragen weten. Om dan
dit antwoord maar best goed te onthouden omdat we anders weer heel dit
zoekproces opnieuw moeten doorlopen. Is
informatie deze tijd te beschikbaar waardoor onze cognitieve
vaardigheden achteruit gaan? Deze studie bevestigt mijn bezorgdheid. Wanneer men een moeilijke vraag
voorgeschoteld kreeg, gaat onze pc-lamp meteen branden in ons hoofd en slagen
we eerder op WAAR we de informatie gevonden hebben, dan WAT de informatie is. Internet is uitgegroeid tot een primaire
vorm van extern geheugen waarbij de informatie niet meer opgeslagen wordt in
ons intern geheugen, maar buiten onszelf.
Nu is mijn vraag natuurlijk: wat denken jullie hiervan?
Bronnen:
Staels,
E., & Van den Broeck, W. (2015). Orthographic
learning and the role of text-to-speech software in dutch disabled readers. Journal
of learning disabilities, 48(1), 39-50.
Sparrow,
B., Liu, J., & Wegner, D. M. (2011). Google effects on memory: Cognitive
consequences of
having information at our fingertips. science, 333(6043),
776-778.
http://taalschrift.org/reportage/001137.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten